Ga naar de inhoud

Een man begraaft een boom

Presentatie 26 februari 2016, Antwerpen
door Guido Vanheeswijck

I

“Het mooiste gedicht is het gedicht dat genezen is van woorden. In Een man begraaft een boom brengt Shari Van Goethem geen begrippen bij. Niet de woorden, maar de beelden staan centraal. Aan de hand van deze beelden geeft ze inkijk in de complexe relatie tussen een man, een vrouw en een kind. Wie haar gedichten niet aanvoelt, wordt naar dezelfde doolhof verwezen, als waarin de hoofdpersonages zich bewegen.”

Op het eerste gezicht een vreemde presentatie van een dichtbundel. Hoe kunnen in een gedicht niet de woorden, maar de beelden centraal staan? Ik zou deze interpretatie daarom ook willen nuanceren. Ik zou willen laten zien dat Shari speelt en worstelt met woorden om ons zo beelden te tonen. Beelden via woorden. En ik wil dat doen aan de hand van een visie van een filosoof waarover Shari haar masterthesis heeft gemaakt, de Canadees Charles Taylor.

II

Shari Van Goethem zoekt naar wat de romantische dichter Percy Bysshe Shelley (1792-1822) ‘subtielere talen’ heeft genoemd. Tot ongeveer het einde van de achttiende eeuw, zo schrijft M.B. Abrams in zijn bekende studie The Mirror and the Lamp had de kunstenaar slechts een spiegel nodig om de werkelijkheid in al haar facetten weer te geven. Dood, verlies, rouw en pijn, wanhoop en hoop waren even aanwezig als vandaag. Maar ze konden worden geïnterpreteerd tegen een achtergrond van een mens- en wereldbeeld dat nagenoeg door iedereen werden gedeeld: een christelijke interpretatie van de geschiedenis, het sacramentele karakter van de natuur, de grote keten van het zijn, de analogie die er bestond tussen de diverse niveaus van de schepping, tussen de mens als een microkosmos en de wereld als macrokosmos, het geloof in een door God gegarandeerde onsterfelijkheid. De dichter kon als het ware onproblematisch een beroep doen op deze algemeen aanvaarde patronen om aan zijn eigen rouwproces, hoe individueel ook, een algemeen geldende betekenis te verlenen.

In de negentiende eeuw zijn deze wereldbeelden geleidelijk aan uit het bewustzijn verdwenen. De verandering van een mimetische naar een creatieve opvatting van poëzie ging hand in hand met de teloorgang van dit algemeen aanvaard referentiekader. Voortaan was een spiegel niet meer voldoende voor de dichter. Met een lamp gaat hij op zoek om in de chaotische werkelijkheid betekenis te vinden voor het verlies dat eigen is aan de menselijke eindigheid. Taal wordt nu veel meer dan een middel tot representatie; zij onthult via de creatie van symbolen onvermoede betekenissen in de werkelijkheid. Kortom, ze is niet langer alleen maar descriptief maar ook en vooral performatief. Dat betekent echter niet dat de dichter alleen maar de spreekbuis is van “zijn allerindividueelste emoties” en dat literatuur niet meer is dan een autonoom tekensysteem zonder enige verwijzing naar de buitenwereld. Het betekent wel dat de wisselwerking tussen taal en wereld complexer wordt. Als Rilke over engelen spreekt, heeft dat niet meer dezelfde zeggingskracht als bijvoorbeeld bij Dante. De werkelijkheid die ooit aan het gedicht voorafging en zich daarom leende voor imitatie, krijgt nu samen met en in het gedicht vorm via de creativiteit van de dichter.

Dat laatste, zo schrijft de Canadese filosoof Charles Taylor, geldt bij uitstek voor hedendaagse, post-romantische schrijvers. Alhoewel zij niet langer kunnen terugvallen op een algemeen erkende orde van betekenis en dus op het eerste gezicht dreigen te vervallen in een volkomen subjectivisme, laat een doorgedreven analyse van hun gedichten een meer genuanceerd beeld zien. Enerzijds is er het duidelijk subjectief aspect: de taal die zij hanteren is een zelf gekozen taal, waarin zij hun eigen gevoeligheid articuleren. Anderzijds – en dat wordt graag vergeten – is er ook een objectief aspect: via de taal creëren deze dichters een openheid op een diepere werkelijkheid (de geheimen van de menselijke natuur, de wederwaardigheden van het menselijk verlangen, de goddelijke werkelijkheid, de aantrekkingskracht van de machtswil, of wat dan ook). Doorheen hun articulatie van woorden manifesteert zich een werkelijkheid die deze woorden transcendeert.

Dit poëtisch taalgebruik, dit zoeken naar subtielere verwoordingen ziet Taylor dan ook als een hedendaags model om het eigene van de menselijke zoektocht naar zin en betekenis te articuleren. Tegelijk is hij zich terdege bewust van het precaire van deze onderneming: “Anders dan de verwijzingen in vroegere gedichten, waarvan de betekenis werd gegarandeerd door een algemeen aanvaard referentiekader (de keten van het zijn, de goddelijke geschiedenis en dergelijke), opent de moderne poëzie nieuwe paden, creëert zij nieuwe perspectieven op de werkelijkheid.” Maar, zo voegt hij eraan toe, die poëzie kan slechts resoneren voor wie er gevoelig voor is.

III

Laat me dit toepassen op de gedichtenbundel van Shari, waarin zij probeert de complexe relatie tussen een man, een vrouw en een kind te evoqueren.

  1. de worsteling met woorden:

niet het knopen voelt vreemd maar de woorden.
(…)

tussen de diepste kloven en de hoogste hoogten vliegen
vruchteloze vogels. groeien bomen
onuitgesproken. woorden die nog niet hebben genest

wat buiten beeld blijft
is hoe diep
(…)

  1. Spelen met woorden:

er is het kind dat kleeft. het schuim
dat samenklit. er is het weken in bad
blijven zitten.
(…)

  1. Gravende woorden creëren beelden:
  • de hand in zijn hand
  • overkant
  • gat, put
  • het onderweg zijn

de hand verdwijnt in zijn hand, de treden
onder zijn voeten. het enige waaraan hij
denken kan: de man en het moeten
de landkaarten die hij niet in kokers krijgt
het stratenplan dat ook niet buigt –
nu hij zich aan de overkant bevindt
van waar hij had willen zijn

(…)
drie meisjes hurken. omdat ze vrezen dat het punt
– waarop de man, de vrouw, het kind – op een rechte
lijn ligt. dat het onderweg, een verder weg
dat een gat, een put zal worden, waarin een man
zelfs geen boom wil begraven

(…)
in haar is er geen aankomst.  

Wel: een onderweg zijn.

Het altijd op weg zijn, breekbaar, tastend, tentatief: cf. Italo Calvino, Als op een winternacht een reiziger. Wellicht heeft de presentatietekst van de bundel het toch bij het rechte eind. Woorden doen zwijgen:

(…)
ze weet ze wankelt net dezelfde weg als die waarlangs
ze werd verlaten. maar ze houdt van deze straten. niet
om de voetpaden. wel om wie hier liep

onder onmogelijke beloftes is stilte de mooiste
(…)

(…)
als zou er zich op een dag
zomaar een kasteel

(cf. de beelden van wat er niets is: achter een deur, einde van een gang)

  1. En toch begraaft de man een boom (slotgedicht)